Is een matig grote tot grote peer met een
droge, gladde, fijn ruwe tot ruwe schil. Heeft
een troebele groenachtig gele grondkleur,
de dekkleur is, indien aanwezig, troebelrood
gevlekt en vaal, meestal met roest bedekt. De
weinige lenticellen vallen op en zijn klein tot
groot, roest tot roodachtig met groen omrand,
dikwijls over de gehele vrucht verspreid. Het
vruchtvlees is geelachtig wit, geurig, zeer
sappig, smeltend, middel vast, harmonisch.
Zeer goede eetpeer. goed voor sap, drogen en
conserveren op sap. Heeft een late, wisselvallige vruchtbaarheid.
herkomst: Frankrijk, 1820